Onderzoek Beter Signaleren door verloskundige en jeugdartsen en - verpleegkundigen
(De titel 'Kansrijke Start' met op de achtergrond een echo. De titel wordt aangevuld met 'Heeft de toekomst!' Een vrouw:)
OPGEWEKTE MUZIEK
LOTTE SPIJKERMAN: De eerste 1000 dagen in het leven van een kind
zijn van cruciaal belang voor zijn of haar ontwikkeling.
Dat wil zeggen: de eerste negen maanden in de buik
en vervolgens de eerste twee jaar daarna.
Uiteraard is het van groot belang
dat de ouders op zo'n moment de juiste hulp krijgen,
dus dat ze worden opgemerkt als ze hulp nodig hebben.
Want een goeie start begint al in de buik.
Helaas zijn niet alle ouders die risico's lopen, op het juiste moment in beeld.
De vraag is natuurlijk: Hoe kunnen we ervoor zorgen dat dat wel zo is?
Dus hoe zorgen we dat ouders en kinderen die risico's lopen,
op het juiste moment op de radar komen?
In deze video ga ik jullie meenemen in ons onderzoek naar beter signaleren.
Mijn naam is Lotte Spijkerman en ik werk als gedragspsychologe bij bureau D&B.
Het afgelopen jaar heb ik samen met een team van gedreven onderzoekers
dit mooie onderzoek mogen leiden.
We doen dat natuurlijk vanuit het perspectief van gedrag, oftewel:
wat zorgt ervoor dat professionals juist signaleren
en wat zorgt ervoor dat ze dat misschien niet doen, dus wat houdt ze tegen?
In eerste instantie hebben we ons onderzoek gericht
op twee beroepsgroepen uit deze grotere keten.
Namelijk de verloskundigen en de jgz-professionals,
of te weten: de jeugdartsen en de jeugdverpleegkundigen.
In deze video bespreken we wat kwetsbaarheid is,
hoe goed kwetsbaarheid op dit moment gesignaleerd wordt door deze professionals,
waarom dat misschien nog niet altijd goed gebeurt,
uiteraard waar de kansen liggen om dat te verbeteren,
en wat er op dit moment al concreet met de uitkomsten van het onderzoek wordt gedaan.
In deze video zul je ook een aantal professionals aan het woord zien
die vertellen hoe zij kwetsbaarheid in hun dagelijkse praktijk zien.
Het onderzoek is in opdracht
van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
(Een vrouw komt aangelopen:)
RENATE DE BIE: Hoi, mijn naam is Renate de Bie,
ik ben werkzaam bij het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
binnen het programmateam van Kansrijke Start
en daarnaast werk ik ook nog een dag in de week als verloskundige.
En binnen Kansrijke Start is het zo dat wij eigenlijk als doel hebben
om ieder kind een zo kansrijk mogelijke start te geven.
Maar momenteel weten we wel dat een op de zes kinderen
nog in een wat kwetsbaardere situatie zit.
Dat was voor ons wel een van de redenen om onderzoek te gaan laten doen
naar het signaleren van die niet-medische kwetsbaarheid.
En daarvoor hebben we ook wel gekozen om dat onder verloskundigen en bij de jgz te doen.
Verloskundigen omdat die eigenlijk zo ontzettend aan het begin staan van die...
nou ja, waar een leven ontstaat,
en waar je misschien nog de meeste invloed kan hebben op het vervolg daarvan
en eigenlijk ook wel het maatschappelijke rendement daarvan dat je later ziet.
Dus ja, zie het maar als een soort ultieme vorm van preventie.
En daar moeten we eigenlijk zien te achterhalen:
wat is nou echt nodig om beter te kunnen signaleren
en die niet-medische kwetsbaarheid dan boven tafel te krijgen?
Want pas als we dat weten, kunnen we daar ook beter mee aan de slag gaan
en daar actie op ondernemen.
Het moge duidelijk zijn dat het onwijs belangrijk is om kwetsbaarheid
op de juiste manier en op het juiste moment in beeld te hebben.
Maar voor we verdergaan met het onderzoek en hoe we dat precies hebben uitgevoerd,
is het misschien wel even belangrijk om stil te staan bij dat stukje kwetsbaarheid.
Want wat is kwetsbaarheid dan precies?
Waarschijnlijk heb je bij het horen van de term al een bepaald beeld in je hoofd.
En waarschijnlijk is dat ook een bepaald extreem beeld.
Maar kwetsbaarheid komt in allerlei vormen voor.
Elke zwangerschap is op een bepaalde manier kwetsbaar.
Maar wanneer is er nou sprake van een normale situatie
en wanneer is iets nou zorgelijk?
De gemeente Rotterdam en de afdelingen verloskunde en gynaecologie
van het Erasmus MC zijn samen tot een definitie gekomen van kwetsbaarheid
die zowel geschikt is voor gebruik in onderzoek, in beleid als in praktijk.
Kwetsbaarheid vloeit voort uit een disbalans
tussen risicofactoren en beschermende factoren.
Uiteindelijk kun je uitkomen op vier gradaties van kwetsbaarheid.
In sommige gevallen is direct interventie nodig,
bijvoorbeeld bij dak- en thuisloosheid, verslaving of acute psychische problematiek.
Daarvan is over het algemeen snel duidelijk dat er sprake is van een kwetsbare situatie.
Het wordt echter lastiger als het over het signaleren van kwetsbaarheid gaat
als dat minder scherp te zien is.
Bijvoorbeeld als er sprake is van nadelige omgevingsfactoren,
zoals overlast of vervuiling,
en individuele factoren zoals stress op het werk en overgewicht,
maar aan de andere kant ook beschermende factoren,
zoals een stabiel gezinsklimaat en een ondersteunend sociaal netwerk.
(Een beslisboom.)
Zo zijn kwetsbare situaties, zoals je begrijpt, heel divers
en is het een hele kunst om een goeie inschatting te maken.
PAULIEN DEN HARTIGH: Wij zitten in een hoog opgeleid gebied
met veel gezonde zwangeren die een goeie baan hebben, tweeverdieners
en die het ogenschijnlijk goed voor elkaar hebben wat dat betreft.
Maar eigenlijk, toen we even verder dachten,
beseften we wel dat er veel kwetsbaarheid juist bij ons ook voorkomt,
met name op psychisch gebied, op relationeel gebied.
Er zijn veel vrouwen die bij ons in de praktijk
bijvoorbeeld antidepressiva slikken.
Of alleenstaande moeders, dan wel bewust, ook veel bewust alleenstaande moeders,
maar ook ongewild alleenstaande moeders, die komen veel voor.
We hebben ook veel expats in de praktijk.
Dus die komen uit een ander land, kennen het systeem niet
en hebben geen sociaal netwerk hier in de stad.
Dus die vormen van kwetsbaarheid
kom je toch ook bij ons in de praktijk best wel veel tegen, dus...
Ja, daar hadden we even voor nodig om dat te beseffen,
dat dat bij ons zeker ook een item is in de praktijk.
Wat je niet altijd ziet, maar wat je soms in de loop van de afspraken wel gaat voelen,
is dat er misschien toch bij mensen thuis iets niet lekker zit,
of bijvoorbeeld relatieproblemen.
Dus dat je mensen kleine zinnetjes of woordjes hoort zeggen
en dan eens een keer vraagt van: Ben je een beetje blij in je zwangerschap?
Of: Gaat het goed?
En dat er dan langzaamaan toch dingen bovenkomen
zoals dat een stel bijvoorbeeld heel verschillend in de zwangerschap staat.
Of... Of gewoon relatieproblemen spelen of misschien zelfs uit elkaar gaan speelt.
Dus dat is iets waar je, denk ik, heel vaak niet achter komt,
maar soms bij toeval toch wel.
En dan denk je: o, ja, dat had ik helemaal niet door.
Want je gaat soms zo makkelijk een gesprek in van: o, wat leuk, er komt een baby.
En op die toer blijf je dan een beetje doorgaan
terwijl dat soms natuurlijk niet is.
Dus daar moet je af en toe wel even uit stappen
om die verdiepende vraag dan te stellen.
Het Diakonessenziekenhuis hiernaast, die hebben een POP PLUS poli.
Dat betekent dat mensen met met name een psychische kwetsbaarheid,
die kunnen we daar heel laagdrempelig naartoe sturen.
En daar werkt de geboortezorg, de gynaecologie,
samen met de kindergeneeskunde en de psychiatrie.
En wat zij met name doen, is een beetje een paraplufunctie zijn van: hé...
Een beetje manager zijn over die zorgkaart eigenlijk van:
Kunnen wij hier zorg voor iemand inrichten?
Of gaat alles oké en laten we het hierbij?
En dan hebben we deze mevrouw in ieder geval gewoon in beeld
voor als er toch hulp nodig is, dan kunnen we die snelle lijntjes opstarten.
Dus het verkort de lijntjes in het zorgpad, dat werkt heel erg fijn,
en ze stimuleren mensen vooral heel erg om preventief bezig te zijn met hun kraamtijd.
We vragen standaard het gebruik van alcohol, roken en drugs uit
en we vragen of mensen een verleden hebben met geweld of met seksueel geweld.
Dat zijn wel de standaardvragen.
Wat we bijvoorbeeld niet echt vragen,
is hoe iemand er financieel bij zit of dat je ook relatieproblemen hebt.
We maken wel gebruik van een tool, Mind2Care, in ons geval.
Hier in de regio is dat net opgezet om dat standaard te doen.
En we merken dat niet iedereen dat invult, maar een gedeelte van de zwangeren wel.
En dat is een tool waar al die soorten kwetsbaarheid ook in zitten,
en dat vind ik op zich wel fijn werken,
dat je soms toch voordat iemand komt, dat je al weet dat er iets speelt,
en dan kun je daar meteen op inhaken.
Die Mind2Care-tool, die helpt wel om al vroeg in de zwangerschap,
ja, dat soort kwetsbaarheden wel boven tafel te krijgen.
En er zullen dus zwangeren zijn waarbij je dat anders gemist zou hebben,
als je niet later in de zwangerschap dat 'niet pluis'-gevoel krijgt,
dat er wellicht iets speelt en dat je dan probeert daarop door te vragen.
Maar ja, dus ik denk dat we daarmee er zeker een paar uit halen
waar we al vroeg iets voor kunnen betekenen.
En ook hier zie je weer: het signaleren van kwetsbaarheid is echt een enorme uitdaging.
In ons onderzoek hebben we ook gekeken naar in hoeverre de verloskundigen
en de jgz-professionals op dit moment al signaleren.
We hebben ze gevraagd in hoeverre ze gebruikmaken van een gevalideerd instrument,
zoals een checklist of een vragenlijst,
en in hoeverre ze bepaalde onderwerpen standaard aan bod laten komen
in bijvoorbeeld een intake.
Daaruit komt naar voren dat 38% van de verloskundigen
gebruikmaakt van zo'n gevalideerd signaleerinstrument.
Bij de jeugdartsen en jeugdverpleegkundigen is dat 66%.
Ons onderzoek laat ook zien dat het gebruikmaken van zo'n instrument
wel degelijk zorgt voor het beter signaleren van kwetsbaarheid.
Oftewel: daar is dus nog een wereld te winnen.
(Beeldtekst: In hoeverre signaleren de professionals? 38% van de verloskundigen gebruikt standaard een gevalideerd signaleringsinstrument en 66% van de jeugdartsen en -verpleegkundigen. Het gebruik van een signaleringsinstrument helpt aantoonbaar bij het signaleren. Vragen over medische risicofactoren worden vaker standaard gesteld dan vragen over niet-medische risicofactoren.)
Verder komt naar voren
dat sommige onderwerpen vaker standaard bevraagd worden dan andere.
De medische risicofactoren, zoals alcoholgebruik, roken of ziekte,
worden vaker standaard gesteld dan vragen over niet-medische risicofactoren.
Bij die niet-medische risicofactoren
vragen verloskundigen het minst vaak naar relatieproblemen,
naar inkomen en moeilijk aflosbare schulden.
De jgz-professionals vragen het minst vaak naar inkomen
en die moeilijk aflosbare schulden.
De redenen die ze daarvoor noemen, is dat ze dergelijke vragen te persoonlijk vinden,
dat ze er geen reden voor zien
of liever wachten tot er een duidelijke aanleiding is om dit te vragen.
Juist omdat de professionals op zo'n cruciaal moment in beeld komen,
namelijk aan dat prille begin van een nieuw leven,
is het heel belangrijk dat dat signaleren goed gaat.
Dat hebben we natuurlijk in ons onderzoek onderzocht.
Ik zal jullie meenemen in hoe we dat precies hebben gedaan.
We maakten in ons onderzoek gebruik van verschillende manieren
om informatie te verzamelen.
Aan de hand van vier onderzoeksvragen gingen we aan de slag.
Allereerst: in hoeverre signaleren
verloskundigen en jeugdartsen en jeugdverpleegkundigen op dit moment?
Welke drijfveren en weerstanden hangen daarmee samen?
Welke aanknopingspunten zijn er
en hoe voelen cliënten zich eigenlijk bij het signaleren van professionals?
(Beeldtekst: De vier onderzoeksvragen. 1. In hoeverre signaleren verloskundigen en jeugdartsen en jeugdverpleegkundigen kwetsbaarheid op dit moment? 2. Welke drijfveren en weerstanden hangen samen met signaleren? 3. Welke aanknopingspunten zijn er om kwetsbaarheid beter te signaleren? 4. Hoe voelen cliënten zich bij het signaleren door deze professionals?)
We startten met literatuuronderzoek,
waarbij we wetenschappelijke databases nalopen op al uitgevoerd onderzoek
en waarbij we relevante informatiebronnen uit het veld zelf raadplegen.
Denk daarbij aan cijfers, verslagen en rapporten
van bijvoorbeeld een brancheorganisatie.
We vervolgden met een-op-eengesprekken met wat wij noemden key players.
Dat zijn personen die binnen het thema bijzonder veel kennis hebben
en daarom van grote waarde zijn.
(Een lijst van de stappen. Beeldtekst: Wat deden we precies? 1. Literatuuronderzoek. 2. Een-op-eengesprekken met key players. 3. Kennisinventarisatiesessies. 4. Vragenlijsten voor beide beroepsgroepen + data-analyse.)
Verder gingen we met zogenoemde kennis- inventarisatiesessies per beroepsgroep.
Daarin zetten we een aantal mensen samen in een groepsgesprek
om te praten over de relevante zaken waar wij nog geen antwoord op hadden.
Op basis van al deze informatie ontwierpen wij uiteindelijk vragenlijsten
die we breed uitzetten onder beide beroepsgroepen.
Nu ben je natuurlijk nieuwsgierig wat die belangrijkste uitkomsten dan ook zijn.
Met andere woorden, wat zou die professionals nou helpen
om het signaleren te verbeteren?
Voor beide beroepsgroepen haalden we daar zeven belangrijke punten uit.
(De data op een scherm.)
Voor de eerstelijnsverloskundige is er behoefte aan bijvoorbeeld meer bijscholing,
het liefst ook geaccrediteerd.
Ook willen zij zich vaardiger voelen in het bespreken van moeilijke onderwerpen.
Het zou hen vervolgens ook helpen
als ze vaker de gevalideerde signaleerinstrumenten zouden gebruiken.
Cliënten zelf een vragenlijst laten invullen zou ook een mooi punt zijn
in plaats van enkel de face-to-facegesprekken hierover.
Makkelijker en duidelijker maken van het aanvragen van het prenataal huisbezoek
is een belangrijk punt
en meer systematisch intercollegiaal overleg.
Als laatste: leg cliënten ook uit waarom bepaalde zaken bevraagd worden.
Dat draagt namelijk bij aan het begrip dat cliënten hebben
voor het stellen van dergelijke vragen.
(De aanknopingspunten.)
Voor de jeugdarts en jeugdverpleegkundige
is er onder andere ook behoefte aan meer bijscholing.
Het zou hen helpen als ze ook proactiever zouden durven optreden.
Op dit moment zijn zij vaak te afwachtend.
(De punten staan in een lijst.)
Het gevoel om vaardiger te zijn
in het bespreken van moeilijke onderwerpen helpt hen ook.
De jgz-professionals zouden ook geholpen zijn
bij het aanscherpen van de bestaande signaleerinstrumenten
zodat die nu optimaal aansluiten
bij het brede scala van risicofactoren van kwetsbaarheid.
Op dit moment is dat nog niet het geval.
Cliënten ook weer zelf een vragenlijst laten invullen
in plaats van face-to-facegesprekken zou helpen.
En als laatste, net als bij de verloskundigen,
zou meer systematisch interprofessioneel overleg helpen.
LIEKE GEERTS: Je zult denken van:
in het ziekenhuis wordt medische problematiek behandeld,
maar niet-medische kwetsbaarheid is ook heel belangrijk
om dat goed in beeld te brengen.
En over het algemeen, als dat inderdaad op tijd in de zwangerschap gesignaleerd wordt,
dan worden mensen dus naar de POP poli verwezen
en worden ze daar helemaal goed in kaart gebracht
en wordt gekeken wat de hulpvraag is en wordt dat op tijd uitgezet.
En dan wordt er ook een heel duidelijk plan gemaakt
dat bij ons in het elektronisch patiëntendossier staat,
zodat we dat op ieder moment dat de zwangere hier bij ons op de afdeling komt,
dat we duidelijk kunnen lezen wat het plan is
en wat wij moeten doen als medisch professional
om haar de juiste zorg te geven.
Je ziet toch dat wij hier als klinisch verloskundige
juist de zwangere in dat laatste stukje zien
omdat wij hier op de afdeling, op de verloskamers
ongeveer 70% van de ziekenhuisbevallingen doen, op jaarbasis.
Dus dat wij die patiënten zeker wel zien, maar juist in dat laatste stukje.
Dus als je dan van tevoren al heel goed gesignaleerd hebt,
ja, dan is gewoon alles al op de juiste plek
en dan vind ik het ook heel fijn dat ik weet wat voor zorg die persoon nodig heeft
en hoe ik haar de juiste zorg kan bieden.
En vooral ook, wat ik me soms wel afvraag als klinisch verloskundige,
als dan iemand met ontslag gaat, weer naar huis gaat,
dat ik ook met een gerust hart iemand kan laten gaan
en dat ik weet dat dat vervolgtraject ook gewoon goed geregeld is.
Ik had een aantal weken geleden een casus waarbij inderdaad een zwangere
net voor de bevalling eigenlijk,
dus maar al wel vergevorderd in de zwangerschap, hier kwam.
Ja, in deze situatie, had deze mevrouw vooral sociale problematiek.
Dus zij zat in een woonsituatie die niet heel stabiel was,
waar ook de financiën niet heel stabiel waren
en waar ook niet alles goed geregeld was voor de baby die in dit gezin zou komen.
Dus het was, denk ik, vooral ook een hulpvraag in de sociale hoek, zeg maar.
En op dat moment moest ik relatief snel ook wel dingen in z'n werk gaan zetten.
Ja, dat is toch iets wat tijd nodig heeft,
en ik denk dat niet-medische kwetsbaarheid juist ook wel belangrijk is
om daar de tijd voor te nemen om dat op tijd te signaleren
zodat je daar in die zwangerschap, of liefst voor de zwangerschap
al iets mee kan doen.
Het signaleren van kwetsbaarheid gaat op de ene plek al beter dan op de andere plek.
Een enorme stap voorwaarts zou zijn dat we van de keten waar we nu nog vaak in werken,
gaan naar een netwerk.
Dat wil zeggen dat we van de keten,
waarin de verschillende professionals op hun eigen eilandje
toch wel vaak als losse eenheden met elkaar in contact staan achter elkaar,
gaan naar een netwerk waarin we doorlopend met elkaar in contact staan, de hele tijd.
Dus waarin professionals elkaar ook vaker en op kleinere momenten treffen.
Juist dat soort momenten zijn vaak de momenten waarop het gesprek ontstaat
waardoor de juiste hulp sneller op de juiste plek kan komen.
EMILY MIESEN: Wij stappen er normaal gesproken pas in als het kind geboren is.
En we maken dan eigenlijk pas voor de eerste keer kennis met de ouders
en dan heeft het wat tijd nodig voordat je eigenlijk in de gaten hebt van:
joh, wat is dit voor een gezin?
Hè, wat zijn hun vragen?
En soms heb je dan wel eens een ouder ertussen waarvan je denkt: goh,
hier had ik eigenlijk al veel eerder kennis mee moeten maken.
Daar is toch wel het een en ander aan de hand.
En het was zo mooi geweest als we daar al eerder mee aan de slag gegaan waren.
Dus op zich vinden wij, sturen wij er ook steeds meer op aan van:
joh, daar waar er problemen zijn, waar je merkt dat ouders vragen hebben
eigenlijk al vooraf aan de geboorte,
ja, het zou zo mooi zijn om daar al eerder de vraag over te hebben.
En dat bestaat natuurlijk ook al wel.
Er zijn diverse mogelijkheden om eigenlijk vooraf contact te hebben.
Dat is her en der nog in opbouw.
Je hebt het prenatale huisbezoek,
maar nu alle organisaties zijn, ik moet even denken, sinds december vorig jaar,
nee, het jaar daarvoor,
met de maternale kinkhoestvaccinatie begonnen.
En iedereen is dus veel meer aan het kijken van:
joh, dan hebben we eigenlijk al contact met de aanstaande ouder.
Kunnen we daar niet een veel uitgebreider gesprek mee aan,
zodat we ook een duidelijk beeld hebben van: joh, hè, welke vragen heersen daar nou
bij die aanstaande ouders?
Kunnen we daar al mee aan de slag, kunnen we daar al hulpverlening op zetten?
Of weten dat een wat intensievere begeleiding na de geboorte
mogelijk zal zijn.
Bij de niet-medische problematiek heb je het vaak over armoede, euh...
hè, werkloosheid, dat soort dingen.
Euh...
Dat het net zo belangrijk is dat ik me dat eigen maak
zodat ik daar gewoon goed naar kijk.
Dat ik daar breed naar kijk.
En wat dan bijvoorbeeld heel belangrijk binnen de gezondheidszorg is,
is dat je gewoon een heel duidelijk signaleringsinstrument gebruikt.
En het mooie is als de jeugdgezondheidszorg en de verloskundigenpraktijk
eigenlijk hetzelfde gebruiken, want dan weet je gewoon op welk punt:
waar hebben we het over?
Want dan heb je toch een beetje diezelfde taal.
Nou, ik denk, als je met elkaar wilt samenwerken,
want daar gaat het voor een flink stuk om,
is het natuurlijk heel belangrijk dat we van elkaar weten van:
joh, wat kunnen we van elkaar verwachten?
Hè, dat een huisarts weet van: goh, wat heeft de jeugdgezondheidszorg te bieden?
Maar de jeugdgezondheidszorg moet ook weten van: joh, met welke vragen,
met welke problematiek kan ik bij jou terecht?
En welke hoort er nou weer meer bij de verloskundige?
Dus ik denk dat het het belangrijkste is om rustig eerst kennis te maken.
Hè, en...
Ja, dat je ook elkaars taal leert spreken.
Het onderzoek heeft natuurlijk best wel wat aanknopingspunten opgeleverd.
En daar zijn ook best wel wat aanbevelingen uit voortgekomen
die heel duidelijk en heel concreet waren.
Dat heeft gemaakt dat wij daar eigenlijk een heel lange lijst van hebben gemaakt
met alle mogelijke actiepunten die ondernomen zouden kunnen worden,
en dat hebben we in eerste instantie teruggebracht naar het veld zelf.
Dus wij zijn weer in gesprek gegaan via allerlei partijen,
dus partijen uit de geboortezorg, maar ook uit dat sociale domein.
En toen hebben we vooral eerst het onderzoek toegelicht
en de uitkomsten ook gedeeld.
Euh, en, nou, die hebben allemaal ontzettend positief gereageerd.
Veel herkenning en ook echt gedacht: wauw, weet je,
dit zijn gewoon heel duidelijke dingen waar we gewoon mee aan de slag kunnen.
En ze hebben zich vooral heel positief ook uitgesproken van:
Nou, we kunnen er niet alleen mee aan de slag, maar we willen er ook mee aan de slag.
Dus, nou, dat hebben we natuurlijk met beide handen aangegrepen
en we hebben dus via het CPZ, dat is het College Perinatale Zorg,
die hadden eigenlijk al een club, ja,
die zich al met allerlei onderwerpen vanuit Kansrijke Start bezighielden.
Nou, daar hebben we eigenlijk een soort subgroep van gemaakt die gezegd heeft van:
Nou, met puur en alleen de uitkomsten van dit onderzoek
willen wij, ja, kijken welke punten we alvast kunnen gaan aanpakken
en kunnen gaan verbeteren.
Dus dat is één ding waarmee we aan de slag zijn
en waarmee we dit onderzoek verder handen en voeten gaan geven.
De andere kant is wel dat, nou ja, gaandeweg het onderzoek we erachter kwamen,
of niet echt erachter kwamen, maar dat we...
wel voelden en merkten: ja, hartstikke mooi
dat we nu de eerstelijnsverloskundigen hebben en ook de jgz.
Dat zijn twee heel belangrijke schakels
in wat we nu, ja, eigenlijk altijd een keten hebben genoemd,
maar we hebben het natuurlijk heel erg over dat van keten naar netwerk werken gehad.
En eigenlijk mis je nu nog een aantal partijen.
Dus een ander iets wat we nog gaan doen, of waar we vervolg aan willen geven,
is eigenlijk dit onderzoek nog een keertje herhalen,
maar dan onder de kraamzorg en onder de gynaecologen
of eigenlijk de klinische kant van de geboortezorg,
zodat we zo dadelijk het hele netwerk in beeld hebben
en dat we ook daar de knelpunten naar boven gaan krijgen.
Ja, in de hoop en eigenlijk de aanname
dat ook daar voldoende aanknopingspunten zullen zijn
waar we weer mee aan de slag kunnen.
Voor ons is het ook gewoon heel mooi dat we nu actief de gegevens hebben
of dat we eigenlijk nu vooral, noem het maar een soort munitie hebben
om ook te zeggen: Kijk, dat onderzoek heeft gewoon uitgewezen:
dit is waar het nog misloopt of waar verbetering echt mogelijk is.
En dat maakt het ook voor al die partijen veel makkelijker en beter
om aan de slag te gaan en daar iets mee te gaan doen.
We schreven een uitgebreid rapport over dit onderzoek
dat je kunt downloaden op de website van Kansrijke Start.
Daarin vind je meer details over alles wat je net aan bod hebt zien komen,
en kun je ook meer lezen over het onderwerp in het algemeen.
Daarnaast loopt op dit moment een onderzoek binnen kraamzorg en gynaecologie.
Omdat het eerste onderzoek
zo veel interessante aanknopingspunten heeft geboden, vinden we het interessant
om het onderzoek namelijk ook naar deze beroepsgroep uit te breiden.
Ben jij nou bezig met het smeden van een lokale coalitie
en zou je graag aangehaakt willen worden?
Neem dan contact met ons op.
(Beeldtekst: _DienstpostbusKansrijkestart@minvws.nl. Het beeld wordt wit. Het Nederlandse wapenschild met daarnaast Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het logo van D&B.)